Log in om deze rubric te printen of binnen jouw account aan te passen.
Bron; SLO - BSM Toetsvoorbeelden
Onvoldoende
|
Voldoende
|
Goed
|
Uitstekend
|
|
---|---|---|---|---|
1. Uitgangshouding bij de driepas staptechniek | Houdt de kogel in de volle hand; de kogel ligt niet rustig tegen de hals; de elleboog wijst naar beneden en is niet opgetild; de voeten staan in zijwaartse richting. |
Houdt de kogel vast op de middelste vingers; de kogel blijft tegen de hals; de elleboog wijst schuin omhoog; voeten staan recht achterwaarts in de werprichting. |
Houdt de kogel vast op de middelste vingers; de kogel blijft zo lang mogelijk tegen de hals; de elleboog wijst schuin omhoog; staat voorover gebogen; voeten staan recht achterwaarts in de werprich-ting; andere arm wijst naar de grond. |
Houdt de kogel vast op de middelste vingers; de kogel blijft zo lang mogelijk tegen de hals; de elleboog wijst schuin omhoog; staat zover voorover gebogen dat de achterste voet loskomt; andere arm wijst naar de grond. |
2. Stapbeweging/glijbeweging | Maakt een langzame stapbeweging; maakt te grote passen; draait te snel open tijdens de stapbeweging. |
Maakt een stapbeweging met linksrechts-links in de werprichting (rechtshandige). |
Maakt de snelle en vloeiende stapbeweging li-re-li in de werprichting; draait pas bij de laatste stapbeweging open. |
Maakt de snelle stapbeweging zo snel en vloeiend dat een begin gemaakt wordt met de aanglijbeweging (O'Brien techniek). |
3. Uitgangshouding van de standstoot | Staat opengedraaid op moment van stoten; houdt het lichaam rechtop; houdt de elleboog dicht tegen het lichaam aan. |
Staat met het lichaamsgewicht op het achterste been (re); plaatst de rechtervoet snel opengedraaid; houdt het bovenlichaam licht voorovergebogen; houdt de elleboog van het lichaam af. |
Staat met het lichaamsgewicht op het achterste been (re); plaatst de rechtervoet snel opengedraaid; houdt het bovenlichaam licht voorovergebogen; houdt de elleboog van het lichaam af. |
Staat met het lichaamsgewicht op het achterste been (re); plaatst de rechtervoet snel opengedraaid; houdt het bovenlichaam licht voorovergebogen; houdt de elleboog van het lichaam af. |
4. Uitstoot | Stoot alleen met de arm; de uitstoot mist versnelling; maakt een worp doordat de elleboog laag blijft. |
Draait uit in de volgorde benen, romp, arm en ten slotte de hand waarmee de kogel wordt weg gestoten. |
Draait uit in de volgorde heup, knie, voet, romp, schouder, arm en ten slotte de hand waarmee de kogel versnellend wordt weg gestoten. |
Draait uit in de volgorde heup, knie, voet, romp, schouder, arm en ten slotte de hand waarmee de kogel explosief wordt weg gestoten. |
5. Coaching | Is vooral met zijn/haar eigen bewegingsverloop bezig; is moeilijk te coachen. |
Kan met gerichte instructie analytisch naar het bewegingsverloop van een medeleerling kijken en daar een aanwijzing op geven. |
Kan met gerichte instructie meer analytisch naar het bewegingsverloop van een medeleerling kijken en daar een aanwijzing op geven. |
Kan analytisch naar het bewegingsverloop van een medeleerling kijken en daar een passende aanwijzing en een passend voorbeeld bij geven. |
Houdt de kogel in de volle hand; de kogel ligt niet rustig tegen de hals; de elleboog wijst naar beneden en is niet opgetild; de voeten staan in zijwaartse richting.
Houdt de kogel vast op de middelste vingers; de kogel blijft tegen de hals; de elleboog wijst schuin omhoog; voeten staan recht achterwaarts in de werprichting.
Houdt de kogel vast op de middelste vingers; de kogel blijft zo lang mogelijk tegen de hals; de elleboog wijst schuin omhoog; staat voorover gebogen; voeten staan recht achterwaarts in de werprich-ting; andere arm wijst naar de grond.
Houdt de kogel vast op de middelste vingers; de kogel blijft zo lang mogelijk tegen de hals; de elleboog wijst schuin omhoog; staat zover voorover gebogen dat de achterste voet loskomt; andere arm wijst naar de grond.
Maakt een langzame stapbeweging; maakt te grote passen; draait te snel open tijdens de stapbeweging.
Maakt een stapbeweging met linksrechts-links in de werprichting (rechtshandige).
Maakt de snelle en vloeiende stapbeweging li-re-li in de werprichting; draait pas bij de laatste stapbeweging open.
Maakt de snelle stapbeweging zo snel en vloeiend dat een begin gemaakt wordt met de aanglijbeweging (O'Brien techniek).
Staat opengedraaid op moment van stoten; houdt het lichaam rechtop; houdt de elleboog dicht tegen het lichaam aan.
Staat met het lichaamsgewicht op het achterste been (re); plaatst de rechtervoet snel opengedraaid; houdt het bovenlichaam licht voorovergebogen; houdt de elleboog van het lichaam af.
Staat met het lichaamsgewicht op het achterste been (re); plaatst de rechtervoet snel opengedraaid; houdt het bovenlichaam licht voorovergebogen; houdt de elleboog van het lichaam af.
Staat met het lichaamsgewicht op het achterste been (re); plaatst de rechtervoet snel opengedraaid; houdt het bovenlichaam licht voorovergebogen; houdt de elleboog van het lichaam af.
Stoot alleen met de arm; de uitstoot mist versnelling; maakt een worp doordat de elleboog laag blijft.
Draait uit in de volgorde benen, romp, arm en ten slotte de hand waarmee de kogel wordt weg gestoten.
Draait uit in de volgorde heup, knie, voet, romp, schouder, arm en ten slotte de hand waarmee de kogel versnellend wordt weg gestoten.
Draait uit in de volgorde heup, knie, voet, romp, schouder, arm en ten slotte de hand waarmee de kogel explosief wordt weg gestoten.
Is vooral met zijn/haar eigen bewegingsverloop bezig; is moeilijk te coachen.
Kan met gerichte instructie analytisch naar het bewegingsverloop van een medeleerling kijken en daar een aanwijzing op geven.
Kan met gerichte instructie meer analytisch naar het bewegingsverloop van een medeleerling kijken en daar een aanwijzing op geven.
Kan analytisch naar het bewegingsverloop van een medeleerling kijken en daar een passende aanwijzing en een passend voorbeeld bij geven.