Het vak Nederlands in de procestechniek |
- De student maakt goed gebruik van leestekens in zijn teksten.
- De student maakt gebruik van spellingscontrole. De teksten bevatten grotendeels geen spelfouten.
- De woordvolgorde wordt correct gebruikt.
- Zinnen bestaan uit een hoofdzin en (meerdere) bijzin(en)
|
- Teksten bevatten logische alinea’s, witregels, titels en subtitels, een aanhef en een afsluiting
- Een verslag bevat een hoofdstukindeling en is voorzien van afbeeldingen die iets toevoegen aan de tekst.
- De student gebruikt bronnen, maar geeft in eigen woorden weer wat dat voor zijn bedrijf/werkzaamheden betekent.
|
- De student probeert in zijn teksten herhaling te voorkomen door het gebruik van synoniemen.
- De student verzamelt woorden met een moeilijke schrijfwijze of betekenis en toont deze in zijn portfolio..
- De student gebruikt deze woorden regelmatig in zijn teksten om zo de woorden eigen te maken.
|
- De schrijfwijze en aanspreking sluiten aan bij de tekstsoort.
- De student bereikt zijn schrijfdoel met behulp van een schrijfplan: voorbereiding, mindmap, rubriceren, schrijven, teruglezen, redigeren.
- Teksten hebben een duidelijke opbouw en een logische structuur.
- De student laat alle gevraagde inhoud terugkomen.
|
- De student maakt in zijn teksten onderscheid tussen hoofd- en bijzaken.
- De student neemt één of meerdere standpunten in en onderbouwt deze met verschillende argumenten. Voor en tegen.
- De student vermeld zijn bronnen en let op de betrouwbaarheid van de bron.
- De student archiveert zelf zijn teksten/verslagen in een digitaal portfolio
|
- De student laat in zijn verslagen de vakinhoud correct terugkomen, laat zien dat de vakinhoud is begrepen en vat de essentie samen.
- De student verzamelt voor zijn portfolio verschillende vakinhoudelijke teksten en fragmenten uit vakbladen of gerenommeerde nieuwssites of technische sites.
- Uit het portfolio moet blijken dat de student teksten uit het portfolio gelezen heeft en de bedoeling van de schrijver kan weergeven. Dit toont hij aan in een gesprek.
- De student leest vijf gedichten uit verschillende stromingen. In het gesprek vertelt de student welk gedicht hem wel of niet aanspreekt en waarom.
|