LO2 - Zelfverdediging (judo)

Log in om deze rubric te printen of binnen jouw account aan te passen.

Bron; SLO - LO2 Toetsvoorbeelden van praktische opdrachten.

1. Uitgangshouding

Onvoldoende

 Je blijft in een afwachtende houding staan.

Voldoende

 Je staat in een actieve houding.
 Je staat op armlengte afstand.

Goed

 Je beweegt in een actieve houding en blijft daarbij stabiel en in balans.

Uitstekend

 Je staat stabiel en in balans, ook bij verplaatsingen.
 Je blijft rustig, geconcentreerd en houdt overzicht.

2. Staande technieken

Onvoldoende

 Je zet worpen langzaam en maar half ingedraaid in.
 Je valt met weinig lichaamsspanning.

Voldoende

 Je kunt minimaal drie technieken gebruiken om de ander staand te werpen.
 Je zet de aanval af en toe in.
 Je staat dicht bij de tegenstander.

Goed

 Je kunt verschillende worpen snel of met kracht uitvoeren.
 Je werpt op een vloeiende wijze.
 Je probeert de aanval van de ander over te nemen

Uitstekend

 Je kunt verschillende worpen snel en met kracht uitvoeren.
 Je gebruikt ook schijnacties om de ander uit balans te brengen.
 Je kunt in een oefensituatie anderen beter laten werpen

3. Grondtechnieken

Onvoldoende

 Je bent makkelijk uit balans te krijgen.
 Je laat de tegenstander makkelijk uit de houdgreep komen.

Voldoende

 Je blijft in balans tot je tegenstander een goede techniek toepast om je te kantelen.
 Je kunt je tegenstander op minimaal drie manieren in een houdgreep vasthouden.

Goed

 Je blijft lang in balans tot je tegenstander op het juiste moment een techniek gebruikt om je te kantelen.  Je kunt je tegenstander op verschillende manieren vasthouden in een houdgreep

Uitstekend

 Je gaat meteen verder met een houdgreep als je iemand hebt gekanteld.
 Je maakt slim gebruik van de kracht en inzet van de tegenstander.
 Je neemt de aanval van de ander over

4. Randori (sparren)

Onvoldoende

 Je blijft afwachtend op de mat.
 Je houdt de tegenstander alleen op afstand.

Voldoende

 Je neemt initiatief om tegenstander uit balans te krijgen.
 Je probeert worpen in te zetten, maar dat lukt niet altijd.

Goed

 Je kunt anderen uit balans krijgen.
 Je zet regelmatig op het goede moment de aanval in.  Je zet een worp in en gaat bijna direct verder met het grondgevecht

Uitstekend

 Je probeert met schijnacties de tegenstander uit balans te brengen.
 Je kiest het juist moment om een worp in te zetten.
 Je neemt de aanval over en gaat na een worp meteen verder met het grondgevecht

5. Regelen

Onvoldoende

 Je moet geholpen worden om het spel te leiden als scheidsrechter of te assisteren bij de tijd of puntentelling

Voldoende

 Je neemt initiatief met opstarten en stoppen van het spel.
 Je houdt het scoreverloop bij

Goed

 Je start direct een wedstrijd op.
 Je grijpt in bij overtredingen en/of onveilige situaties.

Uitstekend

 Je coacht de judoka's.
 Je kiest steeds goed positie om het spel te kunnen beoordelen en veilig te leiden.