Log in om deze rubric te printen of binnen jouw account aan te passen.
Dit is nog moeilijk
|
Nog wat oefenen
|
Voldoende (het lukt)
|
Goed
|
Zeer goed
|
|
---|---|---|---|---|---|
Watergewenning Dompelen: hoofd, romp, ledematen (ondiep water). Leren Overleven: Ter plaatse drijven (hoofd boven water, met hulpmiddel). Verplaatsen zonder afstoot in diep water (armen/benen). Gecontroleerd een voorwerp opduiken (ondiep water). Leren Zich Voortbewegen Rugwaarts voortbewegen (ondiep water). Zwemmen in diep water (ademhaling, evenwicht, stuwing). | Heeft angst of hulp nodig om volledig te dompelen. Heeft veel ondersteuning nodig (zwemnoodle). Heeft moeite met coördinatie en balans. Heeft moeite met coördinatie bij opduiken. Heeft moeite om bewegingen te coördineren. Kan korte afstand zwemmen met veel pauzes. |
Dompelt met lichte begeleiding of veel aarzeling. Drijft met ondersteuning, maar is onzeker. Maakt enkele pogingen, maar niet consistent. Duikt met veel begeleiding of onzekerheid. Voert enkele bewegingen uit, maar is niet stabiel. Zwemt met veel inspanning, techniek onregelmatig. |
Dompelt met aarzeling en begeleiding. Drijft met hulp en enige onzekerheid. Verplaatst zich met hulp, maar niet efficiënt. Duikt met begeleiding en enige aarzeling. Voert basisbewegingen uit met hulp. Zwemt zelfstandig, maar met onregelmatige ademhaling. |
Dompelt zelfstandig en met enige soepelheid. Drijft zelfstandig met minimale begeleiding. Beweegt zelfstandig met enige stabiliteit. Duikt zelfstandig, maar niet altijd soepel. Beweegt zelfstandig met stabiele coördinatie. Zwemt vloeiend met goede ademhaling en balans. |
Dompelt vloeiend en zonder aarzeling. Drijft soepel en zonder hulpmiddelen. Beweegt soepel en gecoördineerd. Duikt vloeiend en gecontroleerd. Beweegt soepel en efficiënt. Zwemt met beheersing, zelfs bij langere afstanden. |
Heeft angst of hulp nodig om volledig te dompelen.
Heeft veel ondersteuning nodig (zwemnoodle).
Heeft moeite met coördinatie en balans.
Heeft moeite met coördinatie bij opduiken.
Heeft moeite om bewegingen te coördineren.
Kan korte afstand zwemmen met veel pauzes.
Dompelt met lichte begeleiding of veel aarzeling.
Drijft met ondersteuning, maar is onzeker.
Maakt enkele pogingen, maar niet consistent.
Duikt met veel begeleiding of onzekerheid.
Voert enkele bewegingen uit, maar is niet stabiel.
Zwemt met veel inspanning, techniek onregelmatig.
Dompelt met aarzeling en begeleiding.
Drijft met hulp en enige onzekerheid.
Verplaatst zich met hulp, maar niet efficiënt.
Duikt met begeleiding en enige aarzeling.
Voert basisbewegingen uit met hulp.
Zwemt zelfstandig, maar met onregelmatige ademhaling.
Dompelt zelfstandig en met enige soepelheid.
Drijft zelfstandig met minimale begeleiding.
Beweegt zelfstandig met enige stabiliteit.
Duikt zelfstandig, maar niet altijd soepel.
Beweegt zelfstandig met stabiele coördinatie.
Zwemt vloeiend met goede ademhaling en balans.
Dompelt vloeiend en zonder aarzeling.
Drijft soepel en zonder hulpmiddelen.
Beweegt soepel en gecoördineerd.
Duikt vloeiend en gecontroleerd.
Beweegt soepel en efficiënt.
Zwemt met beheersing, zelfs bij langere afstanden.