Log in om deze rubric te printen of binnen jouw account aan te passen.
Voor aanvang en na afloop van de les bekijk je de rubric. Stel voor jezelf doelen aan de hand van de 3 onderdelen: samenwerken, deelname en ontwikkeling.
1. Laag
|
2. Gemiddeld
|
3. Hoog
|
4. Expert
|
|
---|---|---|---|---|
Samenwerken | Het lukt mij nog niet om samen te werken met de leerlingen in mijn groep. |
Het samenwerken met mijn groep gaat soms goed. Wij komen nog niet tot het gewenste resultaat. |
Het samenwerken met mijn groep gaat vaak goed. Soms lukt het niet, maar meestal komen wij, als groep, tot een mooi resultaat. |
Het samenwerken gaat mij goed af. Ik kan met mijn groep tot een mooi resultaat komen. |
Deelname | Ik doe niet goed mee met de activiteit. De docent moet mij steeds waarschuwen of aansporen om mee te doen. |
Ik doe soms wel mee tijdens de les. De docent moet mij soms waarschuwen of aansporen om mee te doen. |
Het lukt mij op goed mee te doen met de les. |
Het lukt mij om goed mee te doen tijdens de les. De docent kan mij een vraag stellen over de les en ik kan hier goed antwoord op geven. |
Ontwikkeling | Ik heb niets geleerd tijdens deze les. Hierdoor ben ik niet beter geworden in de sport of heb ik geen sportkennis op gedaan. |
Ik heb weinig geleerd tijdens deze les. Ik ben maar een klein beetje beter geworden in de sport en heb niet veel extra kennis opgedaan tijdens de les. |
Ik heb tijdens de clinic redelijk veel geleerd. Ik ben niet veel beter geworden in de sport, maar heb wel veel kennis op gedaan. OF Ik ben beter geworden met sporten, maar ik heb niet veel kennis opgedaan over de sport. |
Ik heb veel geleerd tijdens deze les. Ik ben beter geworden in de sport en ik heb veel kennis op gedaan over de sport. |
Het lukt mij nog niet om samen te werken met de leerlingen in mijn groep.
Het samenwerken met mijn groep gaat soms goed. Wij komen nog niet tot het gewenste resultaat.
Het samenwerken met mijn groep gaat vaak goed. Soms lukt het niet, maar meestal komen wij, als groep, tot een mooi resultaat.
Het samenwerken gaat mij goed af. Ik kan met mijn groep tot een mooi resultaat komen.
Ik doe niet goed mee met de activiteit. De docent moet mij steeds waarschuwen of aansporen om mee te doen.
Ik doe soms wel mee tijdens de les. De docent moet mij soms waarschuwen of aansporen om mee te doen.
Het lukt mij op goed mee te doen met de les.
Het lukt mij om goed mee te doen tijdens de les. De docent kan mij een vraag stellen over de les en ik kan hier goed antwoord op geven.
Ik heb niets geleerd tijdens deze les. Hierdoor ben ik niet beter geworden in de sport of heb ik geen sportkennis op gedaan.
Ik heb weinig geleerd tijdens deze les. Ik ben maar een klein beetje beter geworden in de sport en heb niet veel extra kennis opgedaan tijdens de les.
Ik heb tijdens de clinic redelijk veel geleerd. Ik ben niet veel beter geworden in de sport, maar heb wel veel kennis op gedaan. OF Ik ben beter geworden met sporten, maar ik heb niet veel kennis opgedaan over de sport.
Ik heb veel geleerd tijdens deze les. Ik ben beter geworden in de sport en ik heb veel kennis op gedaan over de sport.