Frisbee
Je gooit de frisbee weg zonder dat je kijkt naar wie je de frisbee gooit.
Je kijkt of de frisbee overgespeeld kan worden naar een speler die dichtbij staat.
Je werpt de frisbee vaak te gehaast
Je neemt de tijd om de frisbee af te spelen
Je maakt schijnbewegingen.
Je gooit de frisbee zodat andere spelers de frisbee meestal goed kunnen vangen.
Je blijft op de dezelfde plaats staan.
Je laat de frisbee vaak vallen.
Je vangt een rustig geworpen frisbee.
Je bent in de buurt van de frisbee.
Je loopt naar de frisbee(bezitter).
Je vangt ook strak geworpen frisbees.
Je bent vaak aanspeelbaar.
Je loopt vrij van je verdediger.
Je vangt ook moeilijk geworpen frisbees.
Je bent heel vaak goed aanspeelbaar.
Je loopt snel vrij zodat ook anderen aanspeelbaar zijn.
Je geeft de frisbee-bezitter alle ruimte om te werpen.
Je staat tussen de frisbeebezitter en de eindzone.
Je staat voor de speler, die met de backhand de frisbee wil gooien.
Je blokkeert de frisbee met handen en voeten
Je geeft je tegenstander veel ruimte om de frisbee te vangen.
Je staat voor je tegenstander.
Je volgt de frisbee.
Je gaat bij verlies van de frisbee terug in de verdediging.
Je verdedigt de speler die het dichtst bij staat.
Je vangt de frisbee in de lucht of houdt de frisbee tegen.
Je vangt de frisbee in de lucht of slaat die op de grond.