Schreiben (A1+ / A2)

Spelling

A1 (2)

Kan een beperkt aantal geleerde woorden correct schrijven. Kan gebruikmaken van basisleestekens.

A1+ (3)

Kan bekende woorden correct schrijven, zoals namen van alledaagse voorwerpen.

A2 (4)

Kan een reeks veelvoorkomende woorden correct schrijven.

Woordenschat (geleerde woorden en woordenboekgebruik)

A1 (2)

Heeft een zeer beperkt repertoire van individuele woorden en zinnen.

A1+ (3)

Heeft een elementaire woordenschat die bestaat uit geïsoleerde woorden en eenvoudige uitdrukkingen mbt concrete situaties.

A2 (4)

Beschikt over voldoende woordenschat om de situatie duidelijk te maken.

Zinsvolgorde

A1 (2)

Gebruikt soms een  onbegrijpelijke zinvolgorde

A1+ (3)

Gebruikt zo nu en dan de verkeerde zinvolgorde

A2 (4)

Beschikt over voldoende inzicht  in de zinsvolgorde

Boodschap

A1 (2)

Kan eenvoudige zinnen schrijven gebruikmakend van eenvoudige woorden en emoticons. De boodschap kan hierdoor onduidelijk zijn.

A1+ (3)

Kan zeer eenvoudige teksten  schrijven in  een reeks zeer korte zinnen waarbij de boodschap soms onduidelijk is.

A2 (4)

Kan in eenvoudige bewoordingen teksten schrijven in een reeks zinnen waarbij de boodschap overwegend duidelijk is.

Taalstructuren

A1 (2)

De aangeboden grammaticale structuren worden vrijwel niet goed toegepast.

A1+ (3)

De aangeboden grammaticale structuren worden af en toe  goed toegepast.

A2 (4)

De aangeboden grammaticale structuren worden overwegend goed toegepast.

Norm

A1 (2)

5>9

A1+ (3)

10>14

A2 (4)

15>20

Totaal x2

A1 (2)
A1+ (3)
A2 (4)