HNE_verspringen_LO2_klas_3

Verspringen

1. Aanloop

Onvoldoende

 Je loopt langzaam aan en versnelt nauwelijks.
 Je komt verkeerd uit bij de afzetbalk (te ver of ongeldig).

Voldoende

 Je ontwikkelt een redelijke snelheid en versnelt in lichte mate.
 Je komt met afgemeten passen aan bij de afzetbalk (soms erover heen).

Goed

 Je loopt op hoge snelheid aan en kunt door versnellen in de laatste passen.
 Je komt met goed afgemeten passen aan bij de afzetbalk.

Uitstekend

 Je versnelt door naar de afzetbalk.
 Je komt precies goed uit op de afzetbalk.

2. Afzet

Onvoldoende

 Je zet traag af van de afzetbalk.
 Bij de afzet blijft je zwaaibeen lager dan heuphoogte.

Voldoende

 Je zet actief af van de afzetbalk en komt licht omhoog.
 Je zwaait je zwaaibeen op tot heuphoogte

Goed

 Je zet actief af van de afzetbalk en komt duidelijk omhoog.
 Het zwaaibeen komt zeker omhoog tot heuphoogte

Uitstekend

 Je zet krachtig af en komt duidelijk omhoog.
 Je zwaait het zwaaibeen krachtig met een spitse knie.  Je armen ondersteunen actief de afzet

3. Zweeffase (hurktechniek)

Onvoldoende

 Je komt nauwelijks tot een hurkhouding in de lucht

Voldoende

 Je komt in de lucht tot een hurkhouding maar laat vervolgens de benen hangen

Goed

 Je komt in de lucht tot een hurkhouding.
 Op het laatste zijn je benen licht gebogen.

Uitstekend

 Je hurkt in op het hoogste punt en strekt je benen na het hoogste punt zo ver mogelijk naar voren

4. Landing

Onvoldoende

 Je zet je voeten snel in het zand.
 Je komt uit in stand of je valt achterover in het zand.

Voldoende

 Je zwaait je benen actief voorwaarts in het zand.
 Je landt in het zand door meteen te hurken, zodat je niet naar achteren valt

Goed

 Je draait zijwaarts weg om meer afstand te halen.

Uitstekend

 Je zwaait je benen zo ver mogelijk voorwaarts in het zand.
 Je hurkt diep in of draait op tijd weg om meer afstand te halen.