LO2 - Atletiek (kogelstoten)

Bron; SLO - LO2 Toetsvoorbeelden van praktische opdrachten.

1. Uitgangshouding bij de driepas staptechniek achterwaarts

Onvoldoende

 Je houdt de kogel in de volle hand.
 De kogel is los van de hals.
 Je ellenboog wijst naar beneden en is niet opgetild.
 Je voeten staan in zijwaartse richting

Voldoende

 Je houdt de kogel vast op de middelste vingers.
 De kogel blijft tegen je hals.
 Je ellenboog wijs horizontaal.
 Je voeten staan recht achterwaarts in de werprichting.

Goed

 Je houdt de kogel zo lang mogelijk tegen de hals geklemd.
 Je staat voorover gebogen.
 Je zwaai-arm wijst naar de grond.

Uitstekend

 Je staat zover voorover gebogen dat de achterste voet loskomt

2. Stapbeweging

Onvoldoende

 Je maakt een langzame stapbeweging.
 Je maakt te grote passen.
 Je draait te snel open tijdens de stapbeweging

Voldoende

 Je maakt een stapbeweging met links-rechts-links in de werprichting (rechtshandige).

Goed

 Je versnelt bij de stapbeweging li – re – li.
 Je draait pas bij de laatste stapbeweging open

Uitstekend

 Je blijft laag tot de laatste pas.
 Je stapt zo snel en vloeiend, dat een begin gemaakt wordt met de aanglijbeweging

3. Houding bij de standstoot

Onvoldoende

 Je draait al naar de werprichting op moment van stoten.
 Je houdt je lichaam rechtop.
 Je houdt de ellenboog dicht tegen je lichaam aan.

Voldoende

 Je houdt de ellenboog achter de kogel.
 Je staat met licht gebogen benen in een open stand.  Je bovenlichaam is licht voorovergebogen.

Goed

 Je blijft laag tot de laatste pas.
 Je staat met het lichaamsgewicht op het achterste been.
 Je blijft ingedraaid (gesloten). Je schouders blijven haaks op stootrichting.

Uitstekend

4. Uitstoot

Onvoldoende

 Je stoot alleen met de arm.
 De uitstoot mist versnelling.
 Je werpt en dat is ongeldig.

Voldoende

 Je draait uit in de volgorde benen - romp - arm - de hand waarmee de kogel wordt weg gestoten.

Goed

 Je maakt een draaistrekbeweging.
 Er versnelt tijdens de uitstoot.

Uitstekend

 Je maakt een snelle draaistrekbeweging.
 Je strekt je volledig gestrekt uit

5. Coachen

Onvoldoende

 Je bent vooral met je eigen beweging bezig.
 Je bent moeilijk te coachen.

Voldoende

 Je kunt met een gerichte aanwijzing de ander beter laten stoten.
 Je probeert een aanwijzing meteen toe te passen

Goed

 Je bekijkt de ander zo goed dat je precies die aanwijzing geeft waarmee de ander zich kan verbeteren

Uitstekend

 Je geeft er ook een passend voorbeeld bij.