Turnen - wendsprong minitramp - breedte kast, klas 4.

Aanloop

Onvoldoende

Ik loop aan met een rustig tempo en ik spring van dichtbij in de trampoline.

Voldoende

Ik loop met een snel tempo aan en ik spring van ver in de trampoline.

Goed

Ik loop met een versnelling aan en spring van zo ver mogelijk in de trampoline.

Zweeffase en handplaatsing

Onvoldoende

Ik zet mijn handen direct op de kast, er is geen zweeffase.

Voldoende

Er is een kort zweefmoment voordat ik mijn handen plaats op de kast.  Ik zet mijn handen tegelijk op de kast. Ik draai mijn handen volledig in, mijn handen staan op het midden van de kast met alle vingers naar dezelfde zijkant gericht.

Goed

Er is een kort zweefmoment voordat ik mijn handen plaats op de kast.  Ik zet mijn handen 1 voor 1 maar snel na elkaar op de kast. Ik draai mijn handen volledig in, mijn handen staan op het midden van de kast met alle vingers naar dezelfde zijkant gericht, waarbij mijn tweede hand iets meer "ingedraaid" is.

Steunfase

Onvoldoende

De steunfase is lang, de benen zijn krom en gaan dicht over de kast. De romp is horizontaal. De heup- en schouderhoek zijn klein. 

Voldoende

De steunfase is lang, de benen zijn gestrekt. De romp is ruim boven horizontaal. De heup- en schouderhoek zijn bijna gestrekt.

Goed

De steunfase is kort en actief, bijna kaatsend. De benen en de heup- en schouderhoek zijn volledig gestrekt. De beweging gaat door handstand. 

Landing

Onvoldoende

Ik land op de kast.

Voldoende

Ik land achter de kast op 2 voeten tegelijk met mijn gezicht en voeten naar de kast toe. Ik land redelijk dicht achter de kast en mijn handen staan nog op de kast.

Goed

Ik land achter de kast op 2 voeten tegelijk met je gezicht en voeten naar de kast toe. Ik land ver achter de kast, los van de kast, stabiel en tot stilstand.