Bron; SLO - LO2 Toetsvoorbeelden van praktische opdrachten.
Je loopt langzaam aan en versnelt nauwelijks.
Je komt verkeerd uit bij de afzetbalk (te ver of ongeldig).
Je ontwikkelt een redelijke snelheid en versnelt in lichte mate.
Je komt met afgemeten passen aan bij de afzetbalk (soms erover heen).
Je loopt op hoge snelheid aan en kunt door versnellen in de laatste passen.
Je komt met goed afgemeten passen aan bij de afzetbalk.
Je versnelt door naar de afzetbalk.
Je komt precies goed uit op de afzetbalk.
Je zet traag af van de afzetbalk.
Bij de afzet blijft je zwaaibeen lager dan heuphoogte.
Je zet actief af van de afzetbalk en komt licht omhoog.
Je zwaait je zwaaibeen op tot heuphoogte
Je zet actief af van de afzetbalk en komt duidelijk omhoog.
Het zwaaibeen komt zeker omhoog tot heuphoogte
Je zet krachtig af en komt duidelijk omhoog.
Je zwaait het zwaaibeen krachtig met een spitse knie. Je armen ondersteunen actief de afzet
Je komt nauwelijks tot een hurkhouding in de lucht
Je komt in de lucht tot een hurkhouding maar laat vervolgens de benen hangen
Je komt in de lucht tot een hurkhouding.
Op het laatste zijn je benen licht gebogen.
Je hurkt in op het hoogste punt en strekt je benen na het hoogste punt zo ver mogelijk naar voren
Je zet je voeten snel in het zand.
Je komt uit in stand of je valt achterover in het zand.
Je zwaait je benen actief voorwaarts in het zand.
Je landt in het zand door meteen te hurken, zodat je niet naar achteren valt
Je draait zijwaarts weg om meer afstand te halen.
Je zwaait je benen zo ver mogelijk voorwaarts in het zand.
Je hurkt diep in of draait op tijd weg om meer afstand te halen.
Je bent vooral bezig met je eigen prestaties.
Je bent moeilijk te coachen.
Je geeft je klasgenoot een tip op basis van een fase uit de kijkwijzer of deze beoordelingscriteria.
Je geeft een aanwijzing uit twee fases of meer fases om de ander te verbeteren.
Je geeft een aanwijzing die de springer op dat moment nodig heeft.
Je kunt de springer steeds motiveren verder te springen.