klas 2, aannemen en passen & dribbelen en passeren
Als ik de bal aanneem, schiet deze regelmatig weg. Ik speel de bal met de punt van mijn voet naar mijn teamgenoot.
Ik neem de bal met de binnenkant van mijn voet aan, maar hij schiet soms weg. Als ik naar een ander schiet komt deze meestal goed aan.
Ik neem de bal met de binnenkant van mijn voet aan, maar hij schiet soms weg. Als ik naar een ander schiet komt deze meestal goed aan.
Ik kan elke bal perfect aannemen zodat ik snel verder kan spelen. Ik leer andere kinderen hoe ze een bal goed moeten schieten.
Ik kan een klein stukje dribbelen met de bal in de buurt, maar deze rolt snel weg. Het lukt mij niet om iemand te passeren.
Ik kan een groot stuk dribbelen met de bal aan mijn voet. Het is mij weleens gelukt om iemand te passeren.
Ik dribbel heel makkelijk en kan snel een scherpe bocht maken.
Ik passeer de meeste kinderen vrij makkelijk.
Ik steel de show met mijn dribbel skills. Ik leer andere kinderen hoe ze moeten passeren.