Ik weet hoe de buitenkant van de aarde wordt genoemd.
Beginner + ik kan de overige onderdelen van de aarde benoemen.
Gevorderd + Ik weet hoe de bewegende aardplaten worden genoemd.
Competent + Ik kan uitleggen waarom de aardplaten bewegen.
Ik ken de 5 oceanen.
Ik ken de 7 continenten.
Beginner + Ik kan de 5 oceanen aanwijzen op een wereldkaart.
Ik kan de 7 continenten aanwijzen op een wereldkaart.
Ik weet een ander woord voor 'continent'.
Gevorderd + Ik kan uitleggen wat een continent is.
Ik kan uitleggen hoe de oceanen en continenten zijn ontstaan.
Competent + Ik kan uitleggen hoe het komt dat dezelfde fossielen voorkomen op verschillende continenten.
Ik ken de definitie van 'continent'.
Ik kan uitleggen wat een aardbeving is.
Ik kan uitleggen wat een vulkaan is.
Beginner + Ik kan uitleggen hoe een aardbeving ontstaat.
Ik kan uitleggen hoe een vulkaan ontstaat.
Gevorderd + Ik kan de beweegrichting van de aardplaten / aardschollen uitleggen bij een aardbeving, vulkaan, bergen en troggen.
Ik kan uitleggen wat een trog is en kan de diepste trog ter wereld benoemen.
Competent + Ik kan uitleggen hoe de verschillende bewegingen van de aardschollen van invloed zijn op het landschap. Ik kan hier ook minimaal 3 voorbeelden bij benoemen.
Ik ken de begrippen 'schaal' en 'legenda' en kan uitleggen hoe je deze gebruikt.
Beginner + Ik weet wat een windroos is en kan de hoofdwindrichtingen op de juiste manier erin zetten.
Ik kan een legenda aflezen.
Ik weet in welke maateenheid een schaal staat aangeduid.
Gevorderd + Ik kan alle windrichtingen invullen op de windroos.
Ik kan met behulp van een legenda iets vertellen over de kaart.
Competent + Ik begrijp het thema van een kaart door naar de legenda te kijken.
Ik kan een windroos actief gebruiken.
Ik kan inschatten wat de werkelijke afstand is op een kaart met behulp van de schaal.
Ik kan de 3 gedragingen van een vulkaan.
Ik kan gevolgen noemen van de vulkaanuitbarsting bij Pompeï.
Beginner + Ik kan verklaren waarom in en rondom Italië veel vulkanen voorkomen.
Ik ken 3 onderdelen van een vulkaan.
Ik kan het verschil aangeven tussen Pompeï en Herculaneum.
Gevorderd + Ik ken de 5 kenmerken van een vulkaanuitbarsting.
Ik ken in totaal 5 onderdelen van een vulkaan en kan deze aanwijzen op een dwarsdoorsnede.
Competent + Ik kan de 5 kenmerken op volgorde zetten en bij elk kenmerk wat meer informatie geven.
Ik ken alle onderdelen van een vulkaan en kan deze aanwijzen op een dwarsdoorsnede.
Ik kan uitleggen wat een aardbeving is en kan 2 oorzaken hiervan noemen.
Beginner + Ik weet 3 oorzaken van een aardbeving en kan op een kaartje aangeven waar het hypocentrum en het epicentrum zich bevindt.
Gevorderd + Ik kan uitleggen wat een hypocentrum en epicentrum met elkaar te maken hebben. Ik kan aangeven hoe een aardbeving wordt gemeten en op welke manier we aangeven hoe zwaar deze aardbeving is.
Competent + Ik kan aangeven wanneer er geen hypocentrum aanwezig is tijdens een aardbeving. Ik kan uitleggen hoe, wie en met wat een aardbeving in kaart wordt gebracht. Ik kan de woorden 'hypo' en 'epi' uitleggen.
Ik kan uitleggen wat een tsunami is.
Beginner + ik kan uitleggen wat vooraf gaat aan een tsunami.
Gevorderd + Ik kan de stappen, die leiden tot een tsunami, benoemen en omschrijven wat er bij deze stappen gebeurt.
Competent + Ik kan uitleggen hoe men probeert te voorspellen of er een tsunami komt en wat men met deze gegevens doet.