Ik kan de persoonsvorm vinden door de zin vragend te maken.
Ik kan de persoonsvorm vinden door het onderwerp in meervoud of in het enkelvoud te zetten.
Ik kan de stam of ik-vorm invullen.
Ik kan de stam en t invullen.
Ik kan het hele werkwoord invullen.
Ik kan sterke werkwoorden in de verleden tijd zetten.
Ik kan zwakke werkwoorden in de verleden tijd zetten.