Kennen en toepassen van technische en tactische principes binnen doelsporten (basketbal).
O Je gooit de bal ongericht weg
O Je doet een doelpoging.
O Je speelt af.
O Je dribbelt op
O Je doelpoging lukt regelmatig.
O Je past op maat.
O Je kunt dribbelend passeren.
O Je gebruikt basketbaltechnieken.
O Je geeft voortdurend aanwijzingen.
O Je doelpoging lukt bijna altijd.
O Je geeft assists.
O Je gebruikt verschillende basketbaltechnieken op het juiste moment.
O Je beweegt weinig mee in de aanval.
O Je bent aanspeelbaar.
O Je vraagt om de bal.
O Je loopt vrij met versnellingen (tempowisselingen).
O Je maakt ruimte voor medespelers door je te verplaatsen.
O Je doet een poging voor rebound.
OJe neemt taken van je teamgenoten over.
O Je maakt schijnacties met vrijlopen.
O Je zet een blok of screen.
O Je bent altijd aanspeelbaar voor je teamgenoten.
O Je pakt regelmatig rebounds.
O Je kijkt alleen naar de bal.
O Je laat de balbezitter weglopen.
O Je blijft tussen speler en het bord.
O Je loopt met balbezitter mee.
O Je voorkomt doelpogingen.
O Je coacht medespelers positief.
O Neemt goede verdedigingspositie in.
O Je kijkt alleen naar de bal.
O Je blijft steeds tussen tegenspeler en bord.
O Je voorkomt dat de tegenstander in balbezit komt.
O Je hebt oog voor tegenstander en bal.
O Je sluit aanspeellijnen.
O Je coacht medespelers positief.
O Je kunt snel omschakelen van verdediging naar aanval.
O Je hebt split vision (houdt bal en meerdere tegenstanders in de gaten).
O Je wordt door anderen op spelregels gewezen.
O Je speelt vaak volgens de afgesproken spelregels.
O Je speelt altijd volgens de afgesproken spelregels.
O Je coacht anderen over spelregels.